Skip to Content

Sinterklaas gedichten inspiratie voor rijmen

Sinterklaas gedichten inspiratie voor rijmen

In de bijzondere december periode brengt de goedheiligman, de zoete geur van pepernoten en het feestelijke geluid van rinkelende belletjes weer gezelligheid in het land. En wat is nu kenmerkender voor dit Nederlandse feest dan het schrijven en ontvangen van Sinterklaasgedichten? Voor bij surprises of als alternatief voor cadeautjes.

In dit artikel delen we een aantal voorbeelden van korte gedichten, met of zonder rijm, ter inspiratie voor het schrijven die het hart van de ontvanger sneller doen kloppen.

  1. Lieve [naam],
    Sinterklaas is weer in ‘t land,
    Met cadeautjes in de hand.
    Pak maar uit, kijk gauw,
    Een verrassing, speciaal voor jou!
  2. Sinterklaas en zijn knechten,
    Hebben iets leuks bedacht.
    Een pakje voor [naam] met pracht,
    Pak het uit en lach en vechten!
  3. Pepernoten, chocola en marsepein,
    Sinterklaas vindt jou ook fijn.
    Een cadeautje voor jou, heel snel,
    Pak het uit en zeg: “Wat een stel!”
  4. Zwarte Piet zit op het dak,
    Met een zak vol, tjokvol gemak.
    Voor [naam] iets leuks, een klein cadeau,
    Pak het uit en roep maar gauw: “Jippie, zo!”
  5. Sinterklaas, die oude man,
    Heeft iets bedacht omdat hij het kan.
    Een cadeautje voor [naam], heel fijn,
    Pak het uit, het is vast klein.
  6. Sinterklaas zit op zijn paard,
    Heeft voor [naam] iets bewaard.
    Een pakje, klein maar fijn,
    Pak het uit, het zal je verblijden.
  7. Sinterklaas in het grote boek,
    Vond iets voor [naam], kijk, het rook.
    Naar avontuur en zoetigheid,
    Pak het uit, het is altijd feest.
  8. Sinterklaas is heel blij,
    Want voor [naam] heeft hij iets hier.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  9. Zwarte Piet met zijn gezicht zo zwart,
    Heeft voor [naam] iets apart.
    Een presentje, een klein geschenk,
    Pak het uit en zeg maar “Dank je wel” met een wenk.
  10. Sinterklaas, die goede man,
    Schenkt aan [naam] wat hij kan.
    Een kleinigheidje, een leuke twist,
    Pak het uit en kijk maar vlug op de lijst.
  11. Pepernoten, cadeautjes, een lach,
    Sinterklaas heeft voor [naam] iets zachts.
    Een gedichtje en een kleinigheid,
    Pak het uit, het brengt je altijd vreugd.
  12. Sinterklaas en zijn knecht,
    Hebben voor [naam] iets opgerekt.
    Een cadeautje, heel subtiel,
    Pak het uit, met een grote smile.
  13. Sinterklaas is een goede man,
    Die [naam] verwennen kan.
    Een presentje, klein en fijn,
    Pak het uit, voel de schijn.
  14. Zwarte Piet, zo rap en snel,
    Heeft voor [naam] iets heel fel.
    Een pakje, een klein cadeau,
    Pak het uit, zeg “Dank je wel, bro!”
  15. Sinterklaas, die lieve man,
    Schenkt [naam] wat hij kan.
    Een cadeautje, heel charmant,
    Pak het uit en wees content.
  16. Pepernoten, chocola en marsepein,
    Sinterklaas zorgt voor schone schijn.
    Een presentje voor [naam], heel fijn
    Pak het uit en dans in de schijn.
  17. Sinterklaas is in het land,
    Heeft voor [naam] iets in de hand.
    Een klein cadeautje, heel snel,
    Pak het uit en roep: “Dank je wel!”
  18. Zwarte Piet met zijn snoet,
    Heeft voor [naam] iets zoet.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  19. Sinterklaas, zo oud en wijs,
    Schenkt [naam] iets heel precies.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  20. Sinterklaas, die goede man,
    Heeft voor [naam] iets in de ban.
    Een cadeautje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de vreugd.
  21. Zwarte Piet, een beetje stout,
    Heeft voor [naam] iets heel vertrouwd.
    Een presentje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de blijheid.
  22. Sinterklaas, een lach op zijn gezicht,
    Schenkt [naam] iets heel licht.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  23. Sinterklaas, zo oud en wijs,
    Schenkt [naam] iets heel precies.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  24. Zwarte Piet, een beetje stout,
    Heeft voor [naam] iets heel vertrouwd.
    Een presentje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de blijheid.
  25. Sinterklaas, die goede man,
    Heeft voor [naam] iets in de ban.
    Een cadeautje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de vreugd.
  26. Sinterklaas, die oude baas,
    Heeft voor [naam] iets in de maas.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  27. Zwarte Piet, zo vlug en snel,
    Heeft voor [naam] iets fel.
    Een cadeautje, een klein gebaar,
    Pak het uit en zeg maar klaar.
  28. Sinterklaas, met zijn mijter groot,
    Heeft voor [naam] iets zoet.
    Een presentje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de blijheid goed.
  29. Pepernoten, chocola en taart,
    Sinterklaas heeft iets apart.
    Een cadeautje, een klein geschenk,
    Pak het uit en kijk eens even bedenk.
  30. Sinterklaas, die goede man,
    Schenkt [naam] wat hij kan.
    Een kleinigheidje, een leuke twist,
    Pak het uit en kijk maar vlug op de lijst.
  31. Zwarte Piet, zo rap en snel,
    Heeft voor [naam] iets heel fel.
    Een pakje, een klein cadeau,
    Pak het uit, zeg “Dank je wel, bro!”
  32. Sinterklaas is een goede man,
    Die [naam] verwennen kan.
    Een presentje, klein en fijn,
    Pak het uit, voel de schijn.
  33. Zwarte Piet, zo zoet als taart,
    Heeft voor [naam] iets apart.
    Een cadeautje, een klein gebaar,
    Pak het uit en zeg maar klaar.
  34. Sinterklaas, die oude man,
    Heeft voor [naam] iets in de ban.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  35. Zwarte Piet, met zijn snoet,
    Heeft voor [naam] iets zoet.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  36. Sinterklaas, zo oud en wijs,
    Schenkt [naam] iets heel precies.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  37. Zwarte Piet, een beetje stout,
    Heeft voor [naam] iets heel vertrouwd.
    Een presentje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de blijheid.
  38. Sinterklaas, met zijn staf,
    Heeft voor [naam] iets in zijn zak.
    Een cadeautje, een klein gebaar,
    Pak het uit en roep maar klaar.
  39. Zwarte Piet, met zijn grappen,
    Heeft voor [naam] iets om te happen.
    Een lekkernij, een klein festijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  40. Sinterklaas, die goede man,
    Schenkt [naam] wat hij kan.
    Een kleinigheidje, een leuke twist,
    Pak het uit en kijk maar vlug op de lijst.
  41. Zwarte Piet, zo rap als wind,
    Heeft voor [naam] iets bemind.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en zeg “Dank je wel, mijn vriend!”
  42. Sinterklaas, met zijn baard zo wit,
    Heeft voor [naam] iets dat bevalt.
    Een presentje, een klein gebaar,
    Pak het uit en roep maar klaar.
  43. Zwarte Piet, een beetje gek,
    Heeft voor [naam] iets heel specifiek.
    Een pakje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  44. Sinterklaas, die oude heer,
    Heeft voor [naam] iets keer op keer.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  45. Zwarte Piet, zo vrolijk en blij,
    Heeft voor [naam] iets erbij.
    Een lekkernij, een klein festijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  46. Sinterklaas, met zijn mijter op,
    Heeft voor [naam] iets in zijn knop.
    Een presentje, een kleinigheid,
    Pak het uit en voel de blijheid.
  47. Zwarte Piet, met zijn grappen en grollen,
    Heeft voor [naam] iets om te zollen.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en zeg “Dank je wel, mijn vriend!”
  48. Sinterklaas, die goede baas,
    Heeft voor [naam] iets in zijn maas.
    Een pakje, klein en fijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  49. Zwarte Piet, met zijn bonte kleuren,
    Heeft voor [naam] iets om te keuren.
    Een lekkernij, een klein festijn,
    Pak het uit en voel de schijn.
  50. Sinterklaas, met zijn gulle lach,
    Heeft voor [naam] iets in zijn zak.
    Een cadeautje, klein maar fijn,
    Pak het uit en roep maar klaar.
Linda van Aken