Skip to Content

Afkorting voor kinderen met ontwikkelingsstoornis en gedragsproblemen?

Afkorting voor kinderen met ontwikkelingsstoornis en gedragsproblemen?

Vroeger had je kinderen die druk waren, of kinderen die wat banger waren aangelegd. Kinderen die niet zo goed tegen veranderingen konden en kinderen die soms moeite hadden met sociale omgang.

Al die kinderen waren gewoon kinderen en de omgeving dealde met het gedrag. Of nou ja, dealde er mee, ze konden soms ook een hard oordeel geven. Ouders hadden hun worstelingen met hun kind. Ze hadden wel het gevoel dat ze anders waren maar konden de vinger er niet op leggen.

Goede hulp was er niet. Tegenwoordig heeft een kind dat wat afwijkt van wat ‘normaal’ is al snel een afkorting te pakken. ADHD, ADD, pdd-NOS… Er is zo veel!

Ergens voelt het voor ouders en of het kind als een bevestiging, maar soms kan het voor de ouders of het kind als een beknelling voelen. Dat laatste zou volgens mij niet moeten!

Waar kon je vroeger heen?

Ik zag laatst op televisie een moeder met een autistisch kind. De moeder was inmiddels een oude dame en haar zoon was ook al eind 50 ongeveer.

De moeder vertelde dat toen haar zoon opgroeide, ze al vrij snel in de gaten had dat hij anders was. Hij maakte niet goed contact, zelfs niet met haar. Hij raakte in paniek als er iets anders ging dan dat hij had gedacht.

En hij kon soms helemaal in zichzelf gekeerd zijn. In de kleuterklas ging het heel slecht met hem, hij kreeg heftige driftbuien als iets anders ging dan dat hij in zijn hoofd had.

Soms ging het zo ver dat hij ruiten ingooide. ‘Uit pure frustratie en machteloosheid natuurlijk’, vertelde de moeder. De moeder was met hem naar de huisarts geweest, maar die vertelde haar dat ze overbezorgd was. Waar moest ze heen met haar gevoelens dat er iets niet in orde was met haar zoon?

Slechte moeder

Vroeger was er nog heel weinig tot niks bekend over dingen als bijvoorbeeld autisme of ADHD en staan deze netjes beschreven in de DSM V.

De ouders zaten soms met hun handen in het haar omdat ze niet wisten wat ze met hun kind aan moesten. De omgeving had vaak hun oordeel wel klaar: de oorzaak dat het kind zich zo vreemd gedroeg was omdat het een slechte moeder had.

Maakt een kind niet goed contact met anderen? Dan kwam dat omdat de moeder geen warme band had opgebouwd met het kind, zo was het oordeel. Of een kind dat te druk was had thuis geen grenzen geleerd.

Wat moet dat pijn hebben gedaan bij de moeders destijds!

Onderzoeken

Later zijn er allemaal onderzoeken gedaan en daardoor weten we nu meer. Dat is heel fijn! Voor heel veel ouders en kinderen van toen moet het een hele opluchting zijn geweest om te weten wat er aan de hand was.

Naast bevestiging voor de ouders dat het niet aan hen lag konden de ouders ook advies krijgen over hoe ze met hun kind om konden gaan.

Er kwam ook begeleiding voor de ouders en kinderen, en er werden therapieën bedacht. De kinderen kregen de zorg die ze nodig hadden.

Behoefte aan een afkorting

We zijn nu een stuk verder in de tijd. Inmiddels weten de meeste mensen heel goed wat ‘kinderen met afkortingen’ zijn. Ook in het onderwijs wordt er veel aandacht aan besteed. Dat is denk ik een goed iets.

Kinderen worden in de gaten gehouden en als een kind ergens in vastloopt dan wordt het nog eens extra geobsedeerd.

Soms is er behoefte aan een afkorting. Dan kunnen puzzelstukjes op zijn plek vallen en kan er naar de toekomst gekeken worden hoe het kind verdere begeleiding kan krijgen. Een afkorting kan dan een verademing zijn.

Negatieve lading

Vroeger worstelden moeders met oordelen over dat ze zij een slechte moeder zouden zijn. Dat lijkt me een zware last, naast de last en de zorgen over je kind die steeds vastloopt.

Tegenwoordig weten we gelukkig dat gedrag van ‘kinderen met afkortingen’ niet komt door slechte ouders, maar dat het genetisch is ingebakken.

Je zou dan ook zeggen dat we inmiddels heel objectief ernaar kunnen kijken. Maar gek genoeg lijkt dat niet altijd het geval.

De ene ouder kan op een vrij nuchtere manier kijken naar hun kind die eventueel wat extra begeleiding nodig heeft, terwijl er ook ouders zijn die daar meer moeite mee hebben.

Veel ouders ervaren rondom het woord ‘autisme’ bijvoorbeeld een heel negatieve lading. Wat eigenlijk gek is, want het zegt alleen iets over de manier waarop de hersenen van een kind in elkaar zitten.

Te snel geoordeeld?

Nou kan het natuurlijk zijn dat de negatieve lading rondom deze diagnoses te maken heeft met het feit dat mensen het ook wel eens als oordeel naar elkaar gebruiken.

Iemand die even niet helemaal in de sociale pas loopt krijgt misschien net wat te snel een stempel met een afkorting op zich geplakt. Dat kan bedreigend voelen.

Te snel oordelen kan iemand in een hoekje duwen waar die persoon helemaal niet in hoort. Dat geldt ook voor kinderen.

Het beste voor het kind

We moeten kijken naar wat het best is voor het kind. Dat is natuurlijk altijd zo.

Als we zelf objectief en zonder negatief oordelen naar diagnoses zoals ADD of autisme kunnen kijken, dan ontstaat daar de ruimte voor kinderen om te zijn wie ze zijn. Dus als een kind inderdaad vastloopt dan mag het best getest worden, want de kans is groot dat dat beter is voor het kind.

En als er dan een afkorting uitkomt, dan heeft een kind behoefde een reactie zonder negatieve lading.

Hoe je het went of keert, als een kind moeite heeft met bepaalde dingen dan is goede begeleiding het fijnste voor een kind. Of je nou wel of niet een naam geeft aan hetgeen het kind nodig heeft, hij heeft het nodig.

Laten we dankbaar zijn dat we al zo veel weten en dat als er iets aan de hand is met onze kinderen dat ze in veel betere handen terechtkomen dan dat de kinderen dat jaren geleden deden.

Niks negatiefs dus over het hebben van een afkorting, zorg goed voor ze en zie ze zoals ze zijn, daar worden ze gelukkig van. En een gelukkig kind zorgt voor blije ouders.

Geke Douw