Skip to Content

Motorische ontwikkeling baby; van omrollen, tijgeren, kruipen, zitten, staan en lopen

Motorische ontwikkeling baby; van omrollen, tijgeren, kruipen, zitten, staan en lopen

Er is een enorme spreiding in hoe snel een kind de mijlpalen doorloopt. Zo ken ik kinderen die met tien maanden al stapjes los zetten en kinderen die daarmee tot anderhalf jaar hebben gewacht. Beiden vallen in de gemiddelde ‘range’ en getuigen van een gezonde ontwikkeling.

Hieronder vind je de gemiddelde motorische ontwikkeling beschreven, maar jouw kind kan prima wat eerder of later deze mijlpalen halen, zonder dat er iets aan de hand is.

Er zijn verschillende manieren om je kind te helpen met oefenen door bepaalde ontwikkelingen te stimuleren, let er wel op dat je dit niet te lang doet omdat dit erg veel energie vraagt van je kind.

Motorische ontwikkeling baby

Hoofd optillen

De eerste twee maanden kan je baby nog maar heel weinig behalve slapen, drinken, huilen en luiers vullen. Wat hij wel leert en soms bij de geboorte al een beetje kan, is zijn hoofd optillen.

Met oefening wordt het nekje langzaam sterker. Het is dus belangrijk om de eerste weken / maanden het nekje goed te ondersteunen.

Op zijn buik leert je kindje beter zijn nek strekken, daarom is het een goed idee om regelmatig ‘tummy time’ in te lassen. Tummy time is ook heel goed voor de ontwikkeling van de arm-, rug- en nekspieren die later nodig zijn bij het leren zitten en lopen. Die begint bij het optillen van de borst, een soort minipush-up.

De meeste baby’s kunnen dit rond één tot twee maanden. Daarnaast helpt de buikligging ook om een voorkeurshouding en afplatting te voorkomen.

Om je baby te stimuleren om zijn hoofd op te tillen kun je in de box speelgoed tegen de rand aanzetten zoals een spiegel. Je baby zal dan zijn hoofd moeten optillen om zichzelf te kunnen zien. Er zijn ook speelmatten die daarbij kunnen helpen en je kind uitdagen om op zijn of haar buik te liggen.

Omrollen

Vanaf drie à vier maanden is het tijd voor de volgende fase en zal je baby gaan oefenen met omrollen. In het begin zul je merken dat, als je gaat kijken in de wieg, hij of zij rondjes draait en niet meer op de plek ligt waar je hem of haar had neergelegd. Voor je het weet lukt het ook om zich om te rollen.

Met gemiddeld vijf maanden kan hij van zijn rug naar zijn zij draaien en met zeven à acht maanden kan een kind van rug naar buik en andersom omrollen, dit kost namelijk veel meer kracht. In het begin zal dit onbewust gaan, maar op een gegeven moment zal dit een gerichte actie worden.

Het omrollen kun je stimuleren door zachtjes tegen je baby aan te duwen als het op een zacht kleed ligt zodat het kan kennismaken met deze beweging. Daarna zal het per toeval gebeuren, bijvoorbeeld doordat het naar zijn voetjes grijpt. Ook kun je bijvoorbeeld speelgoed op een afstandje neerleggen, net buiten het bereik.

En dan bij voorkeur natuurlijk het populaire speelgoed van je kind. Daardoor zal je kind gaan grijpen en op een gegeven moment gaan omrollen om het te grijpen. Ook kun je een speeltje aanreiken, maar dan net iets hoger, zodat je kind met een hand zal gaan grijpen en het evenwicht naar één kant verplaatst en je baby zo omrolt. Het is belangrijk om het rollen beide kanten op te stimuleren.

Let op; als je kind zich kan omrollen is het belangrijk je kindje veilig neer te leggen bijvoorbeeld in de box of op de grond, en niet meer op de bank of het bed. Voor je het weet is je kind omgerold en ligt het op de grond.

Pivoteren

Pivoteren is de voorloper van tijgeren; hierbij zet je baby zich met de voetjes op de grond af maar in plaats van vooruit te komen draait het rondjes om zijn as. Dit kun je stimuleren door speelgoed links of rechts neer te leggen zodat je baby niet alleen gaat omrollen maar ook andere spieren gaat stimuleren.

Tijgeren

Tijgeren is een voorloper op kruipen maar dan met de buik tegen de grond. Veel kindjes leren dat eerder dan dat ze kruipen, sommige gaan pas echt kruipen als ze al kunnen lopen. Bij het tijgeren zet je baby zich met de voetjes af tegen de grond om vooruit of achteruit te gaan.

Grappig is dat veel baby’s graag vooruit willen komen, maar in eerste instantie achteruit zullen gaan, wat soms tot behoorlijke frustratie kan leiden.

Het lijkt erop dat kinderen die veel op een gladde vloer oefenen, eerder tijgeren en kinderen die vooral op vloerbedekking of een kleed oefenen, eerder kruipen.

Het tijgeren of kruipen is motorisch best complex: het vraagt flink wat coördinatie van armen en benen. Veel kindjes kunnen dan ook al een tijdje in de kruiphouding zitten en bewegen hun romp naar voor en achter, maar komen nog niet vooruit. Tijgeren leren de meeste baby’s met zeven à acht maanden.

Je kan je baby stimuleren om te oefenen met tijgeren (of kruipen) door een speeltje net buiten het bereik neer te leggen. Heeft je kindje nog wat moeite, dan kun je een hand achter zijn voeten plaatsen zodat het zich daaraan kan afzetten.

Kruipen

Zodra je kind wat omhoog komt zal het op handen en voeten gaan rondkruipen, in het begin zal dit heel langzaam gaan maar voor je het weet heeft je kind dit door en kruipt het de hele kamer door.

Het is dan dus ook heel belangrijk om te zorgen dat alles veilig is en je kind bijvoorbeeld niets kan omduwen of van tafel aftrekken.

Gemiddeld is je kind tien maanden, maar sommige baby’s kunnen dit al met zes maanden en andere pas als ze een jaar zijn en al kunnen zitten of zelfs al zichzelf optrekken. Niets om je zorgen over te maken! Voor het kruipen is een iets ruwere ondergrond zoals een kleed meer geschikt omdat je kind dan minder snel wegglijdt met zijn voetjes.

Billenschuiven

Soms slaan baby’s zowel tijgeren als kruipen over en schuiven ze vooruit in de zithouding, het zogenaamde billenschuiven. Dit is ook prima. Wel is het goed om rekening te houden dat deze kindjes gemiddeld iets later gaan lopen, omdat ze op deze manier al prima zichzelf kunnen verplaatsen.

\Billenschuiven leren kinderen eerder als ze veel in de zithouding zitten. Het is aan te raden je kind vooral op de buik te leggen voor het leren tijgeren en kruipen.

Zitten

Een baby kan met drie à vier maanden een minuutje met ondersteuning zitten. Langzaam gaat dat steeds langer en kan hij zichzelf ook ondersteunen met de handen op de grond. Vanaf die leeftijd kun je jouw kind ook met ondersteuning in een kinderstoel of bijvoorbeeld een wandelwagen laten zitten.

Met behulp van kussens (zoals het voedingskussen) kun jij je kindje laten oefenen met het zitten en de spieren laten trainen die hiervoor nodig zijn. Dit is ook nodig om de balans te oefenen, en door middel van de kussens zal je kind zich geen pijn kunnen doen als het omvalt.

Als je baby nog wat wiebelig is kun je de beentjes wat meer spreiden zodat er een driehoek ontstaat en je baby wat meer grip heeft.

Let op: Als je te vroeg begint met het zitten te stimuleren is de kans groter dat je kind een billenschuiver wordt, doordat die spieren beter zijn getraind.

Echter duurt het nog even voor het zelfstandig kan gaan zitten. Gemiddeld vanaf  zes à zeven maanden zal hij zichzelf tot zitten proberen op te trekken. Met zeven à acht maanden kan je kindje los zitten met gestrekte benen, in het begin met gekromde rug, later ook met rechte rug.

Vanaf gemiddeld negen maanden kan je kindje zich vanuit rugligging tot zitten optrekken. Als hij dat kan, wordt ervan uitgegaan dat het ruggetje en nekje sterk genoeg is om (korte) fietstochtjes te maken in een fietsstoeltje.

Optrekken tot staan

Vanaf een maand of vijf zijn de benen sterk genoeg om niet meer door de knieën te zakken als je hem op zijn voetjes zet. Veel kinderen hebben hier veel plezier in. Ondersteun hem daarbij wel onder de oksels / om zijn middel, om zijn rug niet teveel te belasten.

Het zelf optrekken tot staan kunnen ze meestal met een maand of tien, dit doen ze vaak aan de spijlen van de box.

Daarom is het ook belangrijk om de bodem van de box op tijd te verlagen zodat je kind niet over de rand heen valt. Het hoofdje van een baby is veel zwaarder dan de rest van het lichaam waardoor de balans anders is. De eerste dagen vallen ze vaak om.

Let daarom op of er geen scherpe hoeken zijn waar ze tegenaan kunnen vallen en blijf eventueel achter ze om ze op te vangen. Mijn ervaring is dat het niet mogelijk is om elke val te voorkomen en dat ze ook wel snel leren van het vallen om dat te voorkomen.

‘Cruisen’: lopen langs objecten

Vrij snel na het optrekken kunnen ze ook gaan ‘cruisen’, langs objecten lopen zoals de bank, de tafel, ook gemiddeld met tien maanden.

Dit gebeurt met zijwaartse stapjes, terwijl ze zich vasthouden aan bijvoorbeeld de spijlen van de box of de rand van de bank. Ze worden daar steeds behendiger in en zullen op den duur ook proberen even los te staan tussen het stappen door.

Eerste stapjes

Met elf à twaalf maanden kunnen kinderen aan de hand van een volwassene lopen en met gemiddeld dertien maanden volgen de eerste stapjes los.

Maar zoals gezegd kan dat dus ook eerder of later zijn. Pas als je kind met achttien maanden nog niet loopt, is het verstandig om te overleggen op het consultatiebureau om te kijken of er een oorzaak voor is.

Om je kind uit te dagen te leren lopen kun je er een spelletje van maken. Zodra het staat kun jij je handen uitsteken om je kind te stimuleren jouw handen te grijpen en zo één (en vervolgens meer) stappen te zetten. De eerste stapjes zullen echt een behoorlijke mijlpaal zijn, dus zorg ervoor dat je rond deze periode een telefoon bij de hand hebt om dit vast te leggen!

Je kan je kind het beste leren lopen op blote voeten, zo leert het de juiste houding op de grond te houden en meer gevoel te krijgen. Pas als je kind echt goed loopt en je het ook buiten laat lopen is het goed om stevige schoentjes te kopen die de voetjes in de juiste houding plaatsen.

Leren slofjes kunnen heel mooi zijn, maar zijn vaak heel glad of zorgen ervoor dat je kind minder grip heeft en het kan zorgen voor een verkeerde houding.

Let op: Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en dit kan langzamer of sneller gaan dan bovenstaande genoemde leeftijden.

Dat is niets om je zorgen over te maken, twijfel je toch heel erg of er niet meer aan de hand is dan kun je altijd terecht bij het consultatiebureau of de huisarts.

Linda van Aken