Skip to Content

Woordenschat vergroten van kinderen; tips actieve en passieve woordenschat oefenen

Woordenschat vergroten van kinderen; tips actieve en passieve woordenschat oefenen

Woorden zijn dé sleutel tot alles. Met woorden kun je mama roepen, zeggen dat je een hond voorbij ziet lopen, duidelijk maken dat je hagelslag op je brood wilt… En belangrijker nog: Je kunt zeggen waar je pijn hebt, waarover je je verdrietig voelt of zeggen dat je samen met Sanne met de strijkkralen wilt spelen.

Oftewel: met woorden kun je functioneren en het contact aangaan met anderen.

Praten is van levensbelang

En dat is van levensbelang. Kinderen die zich niet goed kunnen uitdrukken, kunnen niet zeggen wat ze bedoelen. Daardoor worden ze gefrustreerd, boos of zelfs bang. Ze kunnen het gevoel krijgen dat ze er niet bij horen, want iedereen praat met elkaar en zij komen er niet uit.

Daarom wordt er vanaf het begin veel aandacht gegeven aan taal. Op school, maar ook thuis.

Synoniemen

De eerste paar jaar is het vergroten van de woordenschat het allerbelangrijkst. Want hoe meer woorden je hebt, hoe beter je kunt zeggen wat je bedoelt. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik vind dit leuk’.

Maar je kunt ook zeggen: Ik vind dit grappig, Ik vind dit prettig, fijn, gezellig, mooi, en ga zo maar door. Het zijn allemaal positieve woorden, maar geven toch steeds net iets anders aan.

De woorden zijn synoniemen van elkaar. Hoe meer synoniemen je weet, hoe preciezer je jezelf kunt uitdrukken.

In dit filmpje zie je hoe belangrijk synoniemen zijn. Het ene jongetje zegt ‘It’s drizzling’, het meisje zegt ‘No, it’s raining!’. Ze hebben allebei gelijk, maar weten niet dat het (nagenoeg) hetzelfde betekent.

Resultaat: ruzie.

Ik vind het een geweldig mooi filmpje omdat je precies ziet hoe kinderen bezig zijn met het proces van taal. En eerlijk is eerlijk: als het jongetje zegt: ‘You poked my heart!’, dat is té schattig…

Diversiteit aan woorden

Naast synoniemen is het belangrijk om veel verschillende woorden te kennen. Alleen het woord ‘dieren’ of ‘kat’ en ‘hond’ is niet genoeg. Want dan heet een konijn ook kat.

Kinderen doen dat in het begin wel, als ze eenmaal een woord weten dan is alles opeens dat woord. Zodra ze nieuwe woorden leren, verdwijnt dat weer.

Maar ja, hoe leer je die kleine ukkies nu nieuwe woorden? Hierna lees je allerhande tips om de woordenschat te vergroten.

Actieve woordenschat stimuleren

De woordenschat wordt in de dreumesfase snel uitgebreid. Gemiddeld spreken kinderen van 18 maanden zo’n 50 woorden! Een kind van 2 zit meestal al op 200 woorden. Overigens snappen kinderen meer woorden dan ze zelf kunnen spreken!

Tip 1: Praat!

Het uitbreiden van de woorden van je kinderen begint door te praten in gespreksvorm! Dus leg die iPad aan de kant en ga lekker samen kletsen. Door met elkaar in gesprek te gaan kun je vragen stellen en je kind meer aan het woord laten.

Onderzoek heeft uitgewezen dat veelvuldig praten met je kind op jongere leeftijd zorgt voor een grotere woordenschat op latere leeftijd!

Tip 2: Speel!

Door middel van het spelen van taalspelletjes met je kinderen werk je ook aan je woordenschat. Vooral het piepspel is erg leuk en leerzaam.

Je kunt het spel thuis gemakkelijk maken. Je kiest een woord wat je kinderen moeten raden, maar geeft er alleen een omschrijving van. Op de plaats van het bedoelde woord zeg je ‘piep!’! Je kinderen moeten dan raden wat de piep is.

Bijvoorbeeld: ‘Een piep is een dier dat hinnikt.’

Je leert niet alleen je woordenschat uitbreiden, maar hebt ook een gezellige middag!

Tip 3: Lees!

Misschien een heel voordehandliggende tip, maar lees je kinderen geregeld voor uit verschillende boeken. Hierbij kun je ingaan op bijzondere woorden in het voorgelezen verhaal.

Tip 4: Leer!

Koop een taalscheurkalender voor je kinderen op de wc! In de vrolijke kalenders worden woorden uitgelegd, maar vind je ook leuke woorden, taalblunders, puzzels en raadsels. Een tip voor jong en oud.

Tip 5: Kook!

Er bestaan al tientallen verschillende kookprogramma’s in Nederland maar de allernieuwste kooktrend is: koken met taal!

Dit kookboek van Wim Daniëls staat vol met amusante woordvondsten en woordspelletjes die zo gebracht worden alsof het om recepten gaat. Je maakt verrukkelijke gerechten en leert tegelijkertijd hoe mooi onze taal is.

Benoemen

Het maakt niet uit wat je doet maar benoem het. “Ik ga nu je luier schoonmaken”, “Lekker ruikt het hier. dat is lavendel”, “Ik ga even naar de wc toe” gewoon de alledaagse handelingen werken dan het beste.

Of wat we hier vaak doen aan tafel “Mondje open, goedzo, Hap” (en dan natuurlijk zelf ook met mond wagenwijd open voordoen).

Herkenning is vaak heel belangrijk; ze moeten een bepaald woord aan een beeld kunnen koppelen.

Daarom vond ik het heel bijzonder nadat manlief een houten pinguïn had aangewezen en benoemd onze dochter in de dierentuin een ‘echte’ pinguïn herkende en benoemde.

Zo blijkt maar weer, kinderen begrijpen je veel sneller dan je denkt.

De passieve woordenschat, woorden die kinderen kennen is altijd groter dan de actieve woordenschat, woorden die kinderen uitspreken. Vooral als je regelmatig herhaalt zal de woordenschat snel uitbreiden.

Na het benoemen zal het kind al snel voorwerpen gaan aanwijzen die je moet benoemen, naar de fase waarin het zelf woorden noemt en jij het kan aanwijzen.

Voorlezen

Al is je baby nog zo klein, het zal ervan genieten om je stem te horen tijdens het voorlezen van een boek.

Maakt niet eens uit wat je voorleest. Zo las manlief onze dochter voor uit de tijdschriften die hij zelf las. Met drie maanden zijn ze ook allebei lid geworden van boekstart zodat we regelmatig naar de bibliotheek gaan.

Als ze ouder worden doen boeken met plaatjes het ook altijd erg goed. Hier kan je de favoriete kinderboeken hier in huis vinden. Zo hoef je niet zelf kletsverhalen tegen je kind op te gaan hangen.

Voorlezen kan gewoon overdag, lekker samen op de bank. Of onderdeel worden van het bedritueel. Vaak vinden ze het ook heel fijn om zelf te ‘lezen’. Daarom hebben we een mandje met kartonnen / houten / stoffen boekjes die ze ‘zelf’ mogen pakken en lezen.

Een mand beneden met wat mooiere boeken of om voor te lezen en op de kinderkamer een hele rij met boeken voor als ze wat ouder zijn.

Op een hoogte waar ze nu zelf nog niet bij kan.

Op de website van Boekstart vind je meer informatie en tips over het voorlezen aan kinderen.

Geef aandacht

Het allerbelangrijkste; geef aandacht aan je kind. Zodat het zich gehoord voelt.

Hoe lastig het ook is, probeer datgene waar je mee bezig bent even neer te leggen als je kind iets belangrijks komt vertellen. Dit is zo goed voor het zelfvertrouwen van het kind waardoor het zich gemotiveerd voelt om verder te gaan.

In het begin zal een kind vaak voor papegaai spelen en jouw woorden herhalen. Wat ik zelf vaak doe is als er iets gezegd wordt de zin proberen te herhalen (al dan niet in de juiste formulering  / uitspraak), aan verbeteraars hebben kinderen niet veel, dat komt vanzelf wel.

En stel ze vragen, daag ze uit om verder te gaan. En ja, ik vind het zelf ook belangrijk om ze de hemel in te prijzen. Hier in huis hoor je niet voor niets heel vaak het woordje goedzo.

Samen spelen

Onder andere de taalontwikkeling bij onze dreumes is heel snel gegaan toen een pleegkind van een jaar ouder hier in huis kwam.

Ondanks zijn taalachterstand liep hij toch voor op onze dreumes. Kinderen doen na, en willen zich kunnen uitdrukken.

In het begin zal dit veel met gebaren gepaard gaan, bijvoorbeeld het uit de handen trekken van een speelgoed waar het kind mee wilt spelen.

Toch gaat dit al vrij snel, of het kind ouder is, of juist jonger zodat het dingen zal gaan uitleggen maakt niet uit. Het moet vooral vrij en open gaan.

Geen gedwongen situatie, maar gewoon gezellig spelen. Terwijl jij iets anders aan het doen bent of met de moeder op de bank een kopje thee drinkt.

Aanmoediging, beloning, enthousiasme, rust, samen doen, ontdekken, uitdagen, ondernemen, beleven, volgen… het zijn allemaal begrippen die passen bij de taalstimulering van een kind. Wil het toch allemaal niet zo gaan als je hoopt, kijk dan of het gebruik van babygebaren iets voor je is.

Veel praten

Veel mensen vinden het een beetje gek om hele verhalen te vertellen tegen een baby. ‘Ze verstaat me toch niet?’.

Dat klopt, maar door veel tegen een baby te praten, raken ze gewend aan de melodie van de taal. Ze horen nog niet waar het ene woord stopt en het andere begint, maar ze gaan de klanken wel kennen.

Als een baby zo’n 6 á 7 maanden is, gaat het die klanken voor het eerst na proberen te zeggen. In het begin brabbelt elke baby hetzelfde, maar na een tijdje brabbelt een baby al in de klanken van zijn eigen taal.

Wetenschappers kunnen zelfs aan het huiltje horen wat voor soort taal het kind om zich heen hoort. Bizar toch?

Ook als je kind wat groter wordt, blijft het belangrijk om veel te praten. Probeer hem of haar een rijke woordenschat aan te bieden. Dus niet elke dag: ‘Hier is je jas’.

Maar ook eens: ‘Hier is je blauwe jas.’ Of: ‘Hier is je jas, want het is buiten koud’. Meestal gaat dat automatisch, maar je kunt er ook extra op letten. Je kunt dan gaan vergelijken: ‘Dit is pindakaas, en dit is jam’.

Hoe meer je praat, hoe meer woorden er om hem/haar heen zweven. Zonder dat je het merkt worden al die woorden en klanken opgeslagen in het brein. Een baby van 13 maanden kent gemiddeld 50 woorden, een baby van 14 maanden kent al 100 woorden!

Hij gebruikt de woorden nog niet, maar hij begrijpt wat je bedoelt. Dat heet een passieve woordenschat.

Veel lezen

Lezen is ongelooflijk belangrijk voor de ontwikkeling van de woordenschat en het taalbegrip. Je kunt er eigenlijk niet vroeg genoeg mee beginnen.

Het is echt niet gek om je baby van 3 maanden voor te lezen, je zult zien dat hij/zij er rustig van wordt. Het is dan vanaf het begin een gezellig moment. Ook als je kindje wat ouder is, blijft het belangrijk om voor te lezen.

De boekjes worden immers vanzelf moeilijker, en daardoor blijft je kind nieuwe woorden tegenkomen tijdens het voorlezen. Daarnaast kiezen kinderen graag voor makkelijke boeken (logisch, wij lezen ook liever een roman dan een wetenschappelijk proefwerk).

Tijdens het voorlezen kun je kiezen voor een wat moeilijker boek, of een boek wat zich ergens afspeelt waar je kind niet veel over weet.

Bijvoorbeeld een ander land. Zo kom je vanzelf nieuwe woorden tegen.

Als je een woord ziet waarvan je vermoedt dat je kind die nog niet weet, kun je ook even stoppen. ‘Hé, het gaat over een piramide. Weet jij wat dat is?’

Of leg zelf uit wat het is. ‘Morgen zullen we eens een plaatje van een piramide opzoeken!’, is ook een goed idee.

Het woord komt dan de volgende dag terug, en door er een plaatje of filmpje van op te zoeken, krijgt het kind nog meer informatie rondom het woord. Daardoor kan hij/zij het woord beter onthouden.

Tip: een kijk-en-zoekboek werkt ook goed voor het leren van woorden! Het is geen verhaal, maar je moet van alles zoeken. Zie jij de kip? Nee, ik zie wel een geit! Etc.

Voor wat oudere kinderen: kies een boek waar je kind nog niet veel over weet. Bijvoorbeeld deze set over boten die je hier vindt.

Lees ook: De leukste zoekboeken voor peuters en kleuters

Samen spelen

Een kind speelt graag en de hersenen staan tijdens het spelen wagenwijd open. Alle nieuwe informatie slurpen ze naar binnen.

Daarom is samen spelen een effectieve manier om aan de woordenschat te werken. Pak de ton met blokken er bij en bouw een huis, auto, boerderij en ga zo maar door.

Het kind geniet van het spelen, het samen zijn en pikt al die woorden ondertussen op. Heeft je kind geen zin meer? Ga dan mee in zijn beweging, waar wil hij wel mee spelen?

Of is het gewoon even klaar? Forceer het niet, want dan heeft het geen zin meer. Een kind leert het best als hij niet weet dat hij leert.

Lekker zingen

Bij veel inburgeringscursussen wordt veel gezongen. Zingen is leuk, het is een sociale activiteit en je leert op een heel andere manier.

Zing daarom veel liedjes: in de auto, een liedje voor het slapen gaan of juist bij het wakker worden, of gewoon tijdens het ophangen van de was.

Zingen kan bijna altijd, en een valse stem (zoals die van mij) maakt een kind echt niet uit.

Je kunt een liedje zingen zonder dat je weet wat het betekent. Net zoals wij een Spaanse hit kunnen meezingen zonder dat we weten wat we eigenlijk zingen.

Daarom is het goed om er gebaren bij te gebruiken. Maak een ronde beweging bij ‘maan’ bijvoorbeeld. Of praat over het liedje: ‘He, weet jij wat maneschijn eigenlijk is?’ Als je kind al wat ouder is, is het ook leuk om een liedje te tekenen. Zing het lied samen, zet hem aan op YouTube en kijk samen naar het filmpje.

Haal dan de potloden uit de kast en laat je kind het liedje tekenen. Zo kun je er samen over praten en is het kind heel intensief met de tekst bezig.

Spelletjes spelen

Er zijn heel veel woordspelletjes voor kinderen. Een simpele: ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet…’ is in principe ook al een woordspelletje.

Door woorden te gebruiken, speel je een spel. Of maak een woordenslang: Iemand zegt een woord: ‘tafel’, en de volgende moet een woord maken met de laatste letter: ‘lief’.

Memorie kun je ook gebruiken, benoem steeds het plaatje. Doordat je memoriekaartjes vaak omdraait, komen de woorden iedere keer terug. Je onthoudt een woord pas nadat het zo’n 7 keer door je hoofd is gegaan. Een potje memorie kan dus geen kwaad!

Andere woordspelletjes zijn:

  • Galgje;
  • Scrabble;
  • Stapelwoord;
  • Woordzoekers;
  • Draaitaal;
  • Lego Storytales;
  • Verteldobbelstenen;

En eigenlijk ieder spelletje. Door het zakgeldspel te spelen, gebruik je opeens veel woorden over geld, kopen, winkel en dergelijke. Zo bied je je kind spelenderwijs veel woorden uit die categorie aan. Maar dan kan ook bij zeeslag, dan gaat het over boot, schip, etc.

In gesprek

Het grootste gedeelte van de woordenschat pikt een kind op door alledaagse gesprekken en belevenissen. Als hij of zij zelf gaat praten, hoor je een heleboel foutjes en zelfs zelfverzonnen woorden. Dat levert gegarandeerd geweldige uitspraken op! Maar hoe ga je er mee om?

Het is beter om niet op de letterlijke verbetertour te gaan. Het kind heeft dan steeds het gevoel dat hij het fout doet.

Als hij het idee krijgt dat hij het steeds fout doet, tast dat zijn zelfvertrouwen aan. Hij kan zelfs bang worden en stoppen met praten, uit angst iets verkeerds te zeggen. Juist van het spontane praten, leert je kind een heleboel. Hoor je een fout, herhaal het dan correct.

Bijvoorbeeld: ‘Ik heeft gegeten!’ Dan kun je zeggen: ‘Wat fijn dat je hebt gegeten Max!’. Hij hoort de verbetering dan, maar heeft niet het negatieve gevoel van: Nee. Jij deed het fout.

Daarnaast kun je je kind ook complimenten geven. Gebruikt hij een nieuw woord? Zeg dan eens: ‘Wauw, wat goed dat jij dat woord al kent!’.

Zo boost je zijn zelfvertrouwen en stimuleer je hem om nog meer woorden te leren.

Alles benoemen

Tijdens alledaagse dingen kun je van alles benoemen waardoor je kind meer woorden leert. Neem bijvoorbeeld eens de tijd om met je kind naar de supermarkt te lopen.

Wat zie je allemaal onderweg? Een auto, een rode en een groene; een stoeptegel, een bloemetje, een tor, een fietser en ga zo maar door. Wijs alles goed aan, zodat je kind duidelijk weet waar je het over hebt. Eer je bij de supermarkt bent, heb je er al een hele les woordenschat opzitten!

En kinderen vinden het geweldig. Je gaat immers mee in zijn ritme, in plaats van dat hij in jouw ritme van ‘even snel naar de supermarkt’ mee moet.

De week erna kun je in de supermarkt zelf alles gaan bekijken: de fruitafdeling, met een banaan, een appel etc.

Dit kun je natuurlijk ook doen bij de kinderboerderij, de kledingkast, alles in de keuken, bij opa en oma en werkelijk overal.

Woorden leren door filmpjes

In filmpjes zitten veel woorden die kinderen nog niet kennen. Nu zal een kind niet direct een hele woordenschat halen uit een hele dag Nijntje kijken. Kijk bijvoorbeeld elke dag samen een filmpje. Een kind leert namelijk niet zo veel door het bekijken van het filmpje, maar wel als jij het ‘laat leven’.

Gaat het filmpje over Boris Beer die iets aan het zagen is? Praat er dan na het filmpje samen over, bijvoorbeeld tijdens het koken. Wat kun je allemaal zagen? Wat kun je allemaal maken van hout?

Heb jij ook houten speelgoed? Dat heeft iemand in de fabriek voor jou gezaagd. Hé, ik ken ook een liedje over zagen! Zagen, zagen, wiedewiedewagen… Etc.

Woordenschat-app’s

Er zijn veel woordenschat-app’s waar je kind veel van kan leren. Wederom niet uren achter elkaar, maar van elke dag of regelmatig een kwartier leert je kind al veel.

Veel van die woordenschat-app’s werken met plaatjes. Dat is fijn, want kinderen (en volwassenen) leren nieuwe woorden het best als je er een beeld bij hebt in je hoofd.

Kijk een beetje mee met je kind zodat je weet uit welke categorie hij woorden leert. Gaat het over een picknickmand en wat daar allemaal in zit?

Ga dan zelf picknicken of pak speelgoed wat daar bij past. Net als bij het filmpje: trek het naar het echte leven. Zo blijft het beter hangen.

Musea bezoeken

Musea zijn vandaag de dag absoluut niet saai – een paar daargelaten natuurlijk. Ze zijn uitstekend geschikt om nieuwe woorden op te pikken. Juist omdat er in musea dingen zijn die je normaal gesproken op een filmpje ziet of niet vaak gebruikt in het dagelijks leven.

Denk bijvoorbeeld aan het Spoorwegmuseum, het Maritiemmuseum, het Legermuseum etc. Benoem de dingen die je in het museum ziet en neem een folder mee voor thuis.

Bekijk de volgende dag de plaatjes in de folder nog een keer: ‘Heb jij dat grote rad aan dat schip in het echt gezien?’.

Zoek er liedjes, verhaaltjes of filmpjes bij. En praat er de dagen na het bezoek nog een paar keer over.

Dat gaat makkelijk door vragen als: ‘Wat vond jij het mooiste in het museum gisteren?’. Als je iedereen aan tafel die vraag laat beantwoorden, komen veel woorden weer een keer voorbij.

Martine Pieters-de Wit